Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Serrer

betekenis & definitie

I. wegsluiten, opbergen [ook; in de gevangenis]; onder dak brengen; drukken, persen, klemmen, knellen, knijpen; (strakker) aanhalen, toehalen, (samen)snoeren; beklemmen [’t hart]; ineendringen; aandraaien, aanzetten; innemen, vastmaken [de zeilen]; serrer la côte (la terré), dicht langs de kust houden; serrer lestes à qn., iem. aansporen, iem. achter de broek zitten; serrer le cou à qn., iem. worgen; serrer les dents, de tanden op elkaar klemmen; serrer son jeu, geserreerd spelen; serrer les lignes, dicht ineenschrijven; serrer ses livres, de boeken opbergen; serrer la main à qn. = lui serrer la pince, iem. de hand drukken; serrer les pouces à qn., iem. de duimschroeven aanzetten; serrer son style, een bondige stijl schrijven; serrer le vent, dicht bij de wind houden; serrer la vis à qn., iem. de duimschroeven aanzetten; serrer qn. dans (entré) ses bras, iem. in zijn armen sluiten (drukken), iem. omarmen; serrer de près, [iem.] op de hielen zitten, in het nauw drijven, het vuur na aan de schenen leggen; [een tekst] op de voet volgen; serrer une question de près, een kwestie nauwkeurig onderzoeken (bestuderen); serrer qn. de questions, iem. met vragen bestoken;

II. se serrer, dicht op elkaar gaan zitten, in elkaar schikken; zich rijgen [in corset]; le cœur se serre, het hart krimpt inéén.

< >