I. voldoen, bevredigen, tevredenstellen; genoegdoening geven; satisfaire un besoin, in een behoefte voorzien;
II. (à), voldoen (aan); satisfaire à ses engagements, ook; zijn verplichtingen nakomen;
III. se satisfaire, zich voldoening verschaffen; zich tevredenstellen, zich bevredigen; zich zelf genoeg zijn; se satisfaire de, genoegen nemen met, tevreden zijn met.