I. weervinden; terugvinden; terugkrijgen; retrouver la parole, de spraak terugkrijgen; je vous retrouve là, daarin herken ik u; aller weer gaan opzoeken;
II. se retrouver, elkaar terugvinden; teruggevonden worden; zich weer bevinden, weer zijn; zijn weg weer vinden; zijn onkosten goedmaken; se retrouver dans qc., uit iets wijs worden.