I. voorbehouden, bedingen; reserveren, bespreken [plaats]; bereiden [onthaal, verrassing]; in petto houden, wachten met, ter zijde leggen, bewaren; opschorten; aanhouden [beslissing]; il lui était réservé de..., ’t was voor hem weggelegd te...; tous droits réservés, alle rechten voorbehouden;
II. se réserver, zich voorbehouden; zijn krachten sparen; je me réserve, ik wil liever nog wat wachten, ik spaar mijn krachten nog wat.