I. verfrissen; opfrissen; (af-, ver)koelen; verversen; vernieuwen, verkwikken, laven; punten, bijknippen [v. ’t haar];
II. koel worden;
III. se rafraîchir, frisser, opgefrist worden; (af-, ver)koelen; zich verfrissen (verkwikken); iets gebruiken [spijs, drank].