I. 1. [een wissel] protesteren; 2. plechtig verklaren (betuigen);
II. protesteren; protester contre, zich verzetten, opkomen tegen, protesteren tegen; protester de son innocence, verklaren onschuldig te zijn, zijn onschuld betuigen; protester de sa bonne foi, verklaren dat men te goeder trouw is geweest; protester de nullité, ongeldig verklaren; protester de violence, verklaren dat men onder dwang gehandeld heeft.