Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Propos

betekenis & definitie

besluit, voornemen; onderwerp (van gesprek); gesprek, gezegde; praatje(s), praat, taal; propos injurieux, scheldwoorden; les propos d’antichambre, de bediendenpraatjes; propos de table, tafelgesprekken; tenir des propos sur son compte, kwaadspreken van hem; à propos!, à propos, wat ik zeggen wilde, zeg eens!; à propos, raak, van pas, geschikt, raadzaam; fort (juste) à propos, juist van pas; mal à propos, te onpas, ongepast; à propos de, bij gelegenheid van, naar aanleiding van; à propos de bottes, om niets, zonder aanleiding (reden), zo maar; à propos de livres, j’ai vu..., van boeken gesproken; à propos de rien, om niets; à ce propos, nu wij ’t daar toch over hebben, naar aanleiding hiervan, in verband hiermee; à quel propos of à propos de quoi?, waarom?, naar aanleiding waarvan?; à tout propos, bij elke gelegenheid, telkens (weer), om een haverklap; de propos délibéré, opzettelijk, moedwillig, voorbedachtelijk, willens en wetens; de propos en propos, van het één op het ander; al pratende; hors de propos, te onpas, ongepast.

< >