I. 1. steken; (aan)punten; spitsen [de oren]; 2. aanstippen, aanstrepen [namen voor contrôle], noteren, aantekenen, opnemen; richten [kanon]; [een noot] voorzien van een punt, die de waarde met de helft verhoogt;
II. ontkiemen, op-, uitkomen; opschieten [v. vogels]; steigeren [v. paarden]; zich aan de horizon vertonen.