Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Père

betekenis & definitie

vader; pater; M. Dumont père, de heer Dumont senior; le père X, de ouwe X; Pater X; mon père, vader; eerwaarde (pater); nos pères, onze (voor)vaderen; mes père et mère, mijn ouders; les pères conscrits, de beschreven (vroede) vaderen, de senatoren; un père douillet, een kleinzerig mannetje; un gros père, een dikzak; un père la Joie, een vrolijk heer; père noble, vaderrol [op ’t toneel]; petit père, paatje; notre premier ons aller stamvader: Adam; père spirituel zielzorger: biechtvader; père supérieur, (pater) overste; les Pères de l'Eglise, de Kerkvaders; père de famille, huisvader; de père de famille, solied [geldbelegging]; de père en fils, van vader op zoon; tel père tel fils, een aardje naar zijn vaartje; de appel valt niet ver van de stam.