I. noteboom; notenhout.
II. noyer, 1. verdrinken; onder water zetten, overstromen; inlaten [bout]; fig. uitwissen [herinnering]; qui veut noyer son chien l’accuse de la rage, wie een hond wil slaan, kan licht een stok vinden; noyer son vin, (te) veel water in zijn wijn doen; 2. se noyer, verdrinken; se noyer dans une goutte d'eau, zich door een nietigheid van de wijs laten brengen; aller se noyer, zich verdrinken.