Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Mesurer

betekenis & definitie

I. (af,- op-, uitlmeten; mesurer les autres à son aune, de anderen naar zich zelf beoordelen; mesurer ses paroles, zijn woorden wikken; mesurer qn. des yeux, iem. van ’t hoofd tot de voeten opnemen; mesurer la terre (le sol, le plancher), languit vallen;

II. se mesurer, zich meten; gemeten worden.

< >