I. kneuzen; opzij duwen [takken]; verkreukelen, verfrommelen; fig. krenken, kwetsen, beledigen, verstoren, schaden [belangen];
II. se froisser, zich kneuzen; se froisser de, zich gekrenkt gevoelen door.
Gepubliceerd op 13-07-2022
betekenis & definitie
I. kneuzen; opzij duwen [takken]; verkreukelen, verfrommelen; fig. krenken, kwetsen, beledigen, verstoren, schaden [belangen];
II. se froisser, zich kneuzen; se froisser de, zich gekrenkt gevoelen door.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: