I. uitspreiden [benen], op zijde schuiven [gordijn]; verwijderen, ter zijde leggen (stellen), op een afstand houden, buiten beschouwing laten, afwenden, van zich afzetten [gedachte], uit de weg ruimen [hindernis]; wegleggen [kaarten]; afbrengen (de van);
II. s’écarter, zich uitspreiden, op zijde gaan, uiteengaan; écarter de, afwijken (afdwalen) van, niet blijven bij, zich verwijderen van.