I. ontwapenen; (de degen) uit de hand slaan; onttakelen, opleggen; ontladen [kanon], inhalen [roeiriemen]; fig. machteloos maken, verlammen, geen plaats laten voor; doen bedaren, bevredigen; désarmer un fusil, de haan van een geweer in de rust zetten;
II. ontwapenen; de wapens neerleggen; het opgeven.