Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Déborder

betekenis & definitie

I. overstromen, buiten de oevers treden, overlopen, overvloeien, overkoken; in menigte toestromen; propvol zijn, uitbarsten [v. woede], hoogtij vieren [v. losbandigheid]; joie débordante, uitbundige vreugde;

II. uitsteken buiten; treden buiten, te buiten gaan; overvleugelen, overstelpen, overrompelen; wegtrekken [deken]; de rand rechtmaken van; de zoom afnemen van;

III. seborder, buiten de oevers treden, overlopen; zich te buiten gaan; zich bloot woelen.

< >