Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Commander

betekenis & definitie

I. bevelen, gebieden, commanderen; afdwingen; aanvoeren; het bevel voeren over; bestellen; beheersen; drijven, in beweging brengen;

II. in: commander à, bevelen, heersen over; beheersen;

III. se commander, zich beheersen; op commando komen; in elkaar lopen; met elkaar in verbinding staan.

< >