Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Camper

betekenis & definitie

I. legeren; zich ophouden; kamperen;

II. doen legeren; plaatsen.(neer)zetten, stevig drukken, parmantig zetten [hoed]; voorstellen [persoon v. e. toneelstuk]; camper à qn., iem. in de steek laten; être campé, (vast, stevig, parmantig) staan, (gemakkelijk, ongegeneerd) zitten, een plaats innemen;

III. se camper, (zich) legeren, kamperen; zich in postuur (schrap) zetten, op zijn gemak gaan zitten.

< >