I. toegespen; ringen; krullen; een knoop leggen in; fig. sluitend maken [begroting]; afsluiten; achter de tralies zetten, binden; boucler la bouclé, een kringduikeling (duikelvlucht) maken; boucler ses malles, opkrassen;
II. uitstaan [v. muur]; krullen;
III. se boucler, zijn gordel toegespen; zich krullen.