I. bevestigen, vastzetten, steunen, stutten, vastmaken; vastberaden maken, vertrouwen geven aan; vergewissen, verzekeren;
II. s’assurer, zich verzekeren; zich vergewissen; zich verlaten op; zich verzekeren van, zich verschaffen; s’assurer de, zich vergewissen van; zich verzekeren van, zich verschaffen; s’assurer de (la personne de) qn., iem. in verzekerde bewaring nemen.