Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Accuser

betekenis & definitie

I. beschuldigen (de van), aanklagen, betichten, ten laste leggen; spreken tegen; aangeven [leeftijd], opbiechten [zonden], aanwijzen [een gewicht], doen uitkomen, wijzen op, blijk geven van, berichten [ontvangst];

II. s’accuser (de), zich beschuldigen (van), bekennen; s’accuser, duidelijker worden, beter uitkomen; toenemen.

< >