In Amerika razend populaire raceklasse waarin met stock cars op voornamelijk ovals gereden wordt.
NASCAR stamt af van de Amerikaanse traditie van moonshiners: illegale drankstokers die ten tijde van de drooglegging hun smokkelwaar uit handen van de politie moesten houden. Daarvoor gebruikten ze opgevoerde auto’s die van hun overtollige ballast werden ontdaan. Na de drooglegging gebruikten ze hun auto’s om races mee te houden. Eerst op zandbanen, later op de vele geplaveide ovals die her en der in Amerika werden aangelegd.
NASCAR-startvelden zijn groot, tot wel veertig auto’s. Die auto’s zijn relatief eenvoudig, maar hebben wel flink wat vermogen. De races op ovals zijn spectaculair, ongelukken zijn aan de orde van de dag en de coureurs worden als helden vereerd. Toch doen zij er verstandig aan zich daar niet naar te gedragen. Het NASCAR-publiek bestaat grotendeels uit plattelandsbewoners van de zuidelijke staten die wars zijn van sterrengedrag. Een NASCAR-coureur kan zijn populariteit dan ook aanzienlijk vergroten door in het openbaar bier te drinken en te barbecueën.
Toch zijn het in de meeste gevallen wel degelijk topsporters. De G-krachten die de steeds snellere NASCAR-bolides aan hun bestuurder doorgeven lopen op tot 4 G. Aangezien de meeste races op een oval plaatsvinden is die belasting vrijwel permanent aanwezig. Geen enkele NASCAR-coureur is ooit naar de Formule 1 overgestapt, andersom is het een enkele keer gebeurd.