De Amerikaanse tegenhanger van de Formule 1, met als jaarlijks kroonjuweel de Indy 500.
In veel opzichten is Indycar te vergelijken met Formule 1. In één opzicht verschillen ze van elkaar als dag en nacht. In Amerika rijden ze namelijk graag op ovals, ovale circuits met alleen linkerbochten die volgas, of bijna volgas genomen worden. Indycar rijdt jaarlijks op verschillende ovals, maar komt ook in actie op stratencircuits en normale circuits. De coureurs moeten dus van vele markten thuis zijn.
In technisch opzicht kan Indycar niet tippen aan de Formule 1. De auto’s zijn minder geavanceerd en minder snel, maar door het gebrek aan elektronische hulpmiddelen oogt én voelt een Indycar soms sneller. Zeker als er gereden wordt langs betonnen muren van krappe stratencircuits waar de meeste Formule 1-coureurs zich niet aan zouden wagen.
De Indy 500 is het hoogtepunt van het jaar. De vier kilometer lange, rechthoekige ovaal is decor voor een race die 500 mijl (ruim achthonderd kilometer) lang is, maar door de gemiddelde snelheid van bijna vierhonderd kilometer per uur over een rondje vaak binnen drie uur afgelopen. Net als andere Indycar-races wordt de Indy 500 regelmatig geneutraliseerd, waarna het veld een safetycar moet volgen. De Nederlander Arie Luyendyk won de Indy 500 tweemaal. Sinds 2020 rijdt Rinus van Kalmthout in de Indycars. Hij won in 2021 zijn eerste race in de klasse.