Formula One Constructors’ Association, belangenvereniging van Formule 1-teams, die meermalen dreigde met het oprichten van een piratenkampioenschap buiten toezicht van de FIA.
In 1974 besloot een aantal Formule 1-teams dat ze niet langer deel wilden uitmaken van de FIA (toen nog FISA geheten). Onenigheid over prijzengeld, voorzieningen op de circuits en een algeheel gebrek aan inspraak bij de FIA-besluitvorming leidde tot de oprichting van de FOCA. Dit leidde direct tot een scheuring binnen de Formule 1. Want waar de kleine, onafhankelijke teams graag meer eigen zeggenschap wilden, zagen de grotere fabrieksteams zoals Ferrari en Alfa Romeo in dat ze zonder een sterk toezichthoudend orgaan als de FIA in grote onzekerheid terecht zouden komen. Ook werd de FIA ervan beticht de fabrieksteams te bevoordelen. Toen een aantal coureurs van de kleinere teams in 1982 werd gediskwalificeerd omdat hun auto’s illegaal zouden zijn, culmineerde het in een conflict dat de FIA-FOCA-oorlog is gaan heten.
Verschillende races gingen niet door omdat FIA- of FOCA getrouwen een boycot uitvaardigden. De oplossing werd gevonden in een akkoord dat na veel overleg door alle teams werd ondertekend: de Concorde-overeenkomst. Desondanks kwam het ook in later jaren regelmatig tot botsingen tussen de FIA en de teams. De laatste keer was in 2013. Ook hier bracht een nieuwe Concorde-overeenkomst de eenheid terug.