Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Twijfel

betekenis & definitie

De Amerikaanse opperrechter Learned Hand definieerde ‘de geest van de vrijheid’ eens als ‘de geest die er niet zo zeker van is dat hij gelijk heeft’. Dat is wel zo verstandig van die geest, want: ‘Niets zeker te weten is het veiligst geloof.’1 We discussiëren al zo’n duizend jaar over twijfel.

Abélard die leefde van 1079 tot 1142 wilde eerst begrijpen en pas daarna geloven: nihil credendum, nisi prius intellectum. Niks daarvan, aldus opperabt Bernard van Clairveaux: ‘Alleen geloof mag het uitgangspunt van je handelen zijn.’ Maar welk geloof? ‘Niets overschaduwt de waarheid meer dan autoriteit.’2 Abélard gaf de mooie titel Sic et non (Ja en nee) aan zijn boekje waarin hij over 158 onderwerpen tegenstrijdige uitspraken van kerkvaders optekende.Het pleit is nog steeds niet beslecht. Michel de Montaigne had als levensmotto ‘que sais-je?’ (wat weet ik?) en van hem is de uitspraak: ‘Welk een voortreffelijk hoofdkussen is de twijfel voor een welgeschapen hoofd.’ Descartes maakte van twijfel de wetenschappelijke methode en in een rechtsstaat geldt: bij twijfel over schuld hoort vrijspraak.

Ik zou zeggen: koester de twijfel. Dat betekent natuurlijk niet dat je geen mening hoeft te hebben. Die mening moet je echter gedegen opbouwen en twijfel helpt daarbij: ‘De rijpheid van de geest blijkt uit een traagheid in geloven.’3 ‘Twijfel is een eerbetoon aan de waarheid.’4 ‘Twijfel is de waakhond van het inzicht.’5 Twijfel is de enige manier om te leren: ‘Wie kennis van de natuur wil vermeerderen, weigert strikt autoriteit als zodanig te erkennen. Voor hem is scepticisme de hoogste plicht, blind geloof de enige onvergeeflijke zonde.’6 Wie zien immers altijd slechts een glimp van de waarheid. En het kenmerk van de glimp is de twijfel: zie ik het wel of zie ik het niet? Ik dacht van wel. Dat is de glimp. We denken te zien, maar hebben twijfel.

Het is niet altijd prettig om te twijfelen, maar het moet: ‘Le doute est un état mental désagréable, mais la certitude est ridicule.’7 Toch bestaat er veel zekerheid: ‘In de wereld van vandaag lopen de domkoppen over van zelfverzekerdheid, terwijl de slimmeriken een en al twijfel zijn.’8 ‘Geloof degenen die de waarheid zoeken, twijfel aan degenen die haar hebben gevonden.’9 Wie denkt dat er niet meer getwijfeld hoeft te worden, heeft last van ideologie: ‘When we discover that certain ideas about man, history and society seem, to those who believe in them, to be either self-evident or so manifestly correct that opposing them is a mark of stupidity or malice. Then we may be fairly sure that we are dealing with an ideology and ideological thinking.’10 ‘Het is onmogelijk te discussiëren met iemand die zegt de waarheid niet te zoeken, maar deze reeds te kennen.’11 En ideologie schept ruimte voor het kwaad. De neiging tot goed of slecht handelen zal waarschijnlijk via een normale verdeling onder individuele mensen voorkomen met aan de ene kant heiligen en aan het andere uiteinde monsters en de meeste mensen ergens rond het midden. De hele curve kan verschuiven in de richting van goed of slecht door een overheersende ideologie.12 Die kan dan zomaar het aantal monsters vergroten. In theorie zou een ideologie de verdeling natuurlijk ook de goede kant op kunnen duwen zodat meer mensen heiligen worden. Maar of dat zal gebeuren, betwijfel ik.

1 Motto van Johan van Oldenbarnevelt.
2 Leon Battista Alberti, Momus (ca. 1450).
3 Arthur Schopenhauer.
4 Ernest Renan.
5 Confucius.
6 Thomas Henry Huxley.
7 Voltaire.
8 Bertrand Russell.
9 André Gide.
10 James Burnham.
11 Romain Rolland.
12 Theodore Dalrymple, Taki’s Magazine, 30 april 2016.