Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Kansrijk

betekenis & definitie

Het duurde even voordat ik erachter kwam dat een vluchteling die in het ambtelijk jargon ‘kansrijk’ wordt genoemd niet iemand is die gezien zijn opleiding of achtergrond kans maakt om in Nederland maatschappelijk succesvol te zijn. Nee, ‘kansrijk’ betekent dat de kans hoog is dat de betrokkene een positief antwoord krijgt op zijn asielaanvraag en dus een verblijfsvergunning, een woning en een uitkering ontvangt.

Heeft de kansrijke asielzoeker dat alles, dan verandert hij plotsklaps in een kansarme burger en voorziet daarmee in een bureaucratische behoefte. In de verzorgingsstaat is de overheid immers steeds op zoek naar kansarme burgers. (Zie: Betutteling) Zo lijkt alles goed te gaan, maar ‘ik ben van mening dat de vaak geuite klachten tegen de voorzienigheid ongegrond zijn; dat de goede en slechte eigenschappen van de mensen zelf bepalen hoe het met hen zal gaan. Ongetwijfeld bestaan er voorbeelden van het tegendeel en dat kunnen er best veel zijn, maar het zijn er toch weinig in verhouding tot de gevallen waarin zich een eerlijke verdeling van voorspoed en tegenslag voordoet.’1 Mensen die willen dat de overheid zorgt draagt voor gelijke kansen voor iedereen, denken blijkbaar dat de wereld een soort van loterij is en de overheid de Kansspelautoriteit. Dat lijkt mij een misvatting, die de neiging in zich draagt om de oorzaak van tegenslag slechts bij anderen te zoeken en er zelf niets aan te doen. Hetgeen onverstandig is: ‘Het heeft geen zin van de goden te verlangen wat je zelf kunt doen,’ zei Epicurus al. Het is ook gevaarlijk: afzwakken van de eigen verantwoordelijkheid leidt al snel tot het goedpraten van verwerpelijk gedrag, betoogde Gorgias van Leontini rond 420 voor het begin van de jaartelling in zijn ‘Lofzang op Helena’.1 David Hume, Essays, Moral andPolitical (1741).