Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 26-02-2018

vespasienne

betekenis & definitie

openbaar urinoir

Claude Berthelot, graaf van Rambuteau, liet er als burgemeester van Parijs geen gras over groeien. Al in 1833, het eerste jaar van zijn ambtstermijn, gaf hij opdracht op de straathoeken openbare urinoirs te plaatsen die er uitzagen als een uitgeholde zuil. Ook verschenen er verrijdbare urinoirs op een wagenstel.

De waterplaatsen werden naar hem eerst 'rambuteaux' genoemd, maar in 1834 kwam het Journal des Femmes met een toepasselijker begrip: colonnes vespasiennes, later verkort tot vespasienne en als zodanig samen met 'vespasiaans hokje' al spoedig in het Nederlands opgenomen.

Titus Flavius Vespasianus was niet de uitvinder van het openbaar urinoir, zoals zo vaak wordt gemeld. Hij werd in 9 na Chr. in Reate geboren als zoon van een belastingpachter. Als generaal viel hij in 66 in ongenade bij Nero nadat hij tijdens een zangvoordracht van deze ijdele keizer tot twee maal toe in slaap was gevallen. De zelfmoord van Nero, een paar jaar later, zette een bloedige opvolgingsstrijd in gang waar Vespasianus in 69 als winnaar uit te voorschijn kwam.

Keizer Vespasianus zag zich voor de taak gesteld de geruïneerde staatsfinanciën te herstellen. De misdadige Nero [37-68 n.Chr.] - in de betekenis van 'wreedaard, tiran, onbarmhartige' in de woordenboeken terechtgekomen - had zo veel geld over de balk gesmeten dat de Romeinse munt ernstig was gedevalueerd. Als zoon van een belastingpachter toonde de keizer zich zeer creatief in het verzinnen van nieuwe heffingen. Hij ging er zelfs toe over vilders en leerlooiers aan te slaan voor de urine die zij uit de openbare latrines ophaalden en die zij gebruikten bij de bewerking van hun produkten.

Dit ging Vespasianus' zoon Titus te ver. Suetonius verhaalt in de eerste eeuw n.Chr. in zijn Vita Vespasiana hoe vader en zoon over de nieuwe belasting kibbelden. 'Toen Titus hem verweet belasting te heffen op openbare waterplaatsen, hield [Vespasianus] een muntstuk uit de eerste opbrengst onder de neus van zijn zoon en vroeg of de geur ervan hem tegenstond. Toen Titus 'nee' zei, antwoordde hij: 'Toch komt het van urine.''

Een antwoord dat later spreekwoordelijk werd in de vorm: pecunia non olet, geld stinkt niet.

De strenge belastingpolitiek deed Vespasianus' imago niet veel goed. 'Hij was een der beste onder de Romeinse keizers', oordeelt een naslagwerk, maar 'jammer was 't, dat een overdreven geldzucht en te ver gaande neiging voor de vrouwen zijn anders zo voortreffelijke karakter bezoedelden.'

Het vele geld dat Vespasianus ten algemenen nutte besteedde, zoals voor de bouw van het Colosseum, kon dit beeld niet veranderen. Nadat de keizer op 24 juni 79 op 71-jarige leeftijd was overleden, schreef een toneelschrijver de volgende dialoog in een komedie. Vraagt Vespasianus: 'Hoeveel kostte dat eigenlijk, mijn begrafenis?' 'Tien miljoen sestertiën', luidt het antwoord. Waarop Vespasianus: 'Gij had er mij liever honderdduizend moeten geven en mijn lijk in de Tiber geworpen.'