Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

meier

betekenis & definitie

honderd; (briefje van) honderd gulden of euro

In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt tevens kwart meier voor ‘vijfentwintig’, halve meier voor ‘vijftig’, beis meier voor ‘tweehonderd’, kimmel meier voor ‘driehonderd’, dold meier voor ‘vierhonderd’, heit meier voor ‘vijfhonderd’ en joet meier voor ‘duizend’. Ook aangetroffen als maaier, meije, meijer, meyer, enzovoort. Via het Jiddische meie ontleend aan het Hebreeuwse mea (‘honderd’).

• En dat is dan zes meier de man, ging Davidje voort, en twee meier voor Aapie. ¶ Benno Stokvis, De moord in de Spuistraat (1926), p. 3. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• ‘’k snap faatelik niet woar u de keroasie [courage] fèndoan hoalt; ’r stoat al meir as drie maaier fèn u; bin ’r auk niet mit steile angekomme!’ ¶ G.P. Smis, Wonde plekken (1941), p. 16
• ‘Met juwelen moet je naar de heler en als je daaraan bent overgeleverd, dan krijg je voor een parelsnoer van tienduizend gulden misschien zegge en schrijve vijf meier in je poten.’ ¶ M. van Amerongen, De roerige wereld van Pistolen Paul (1968), p. 51. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.