Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

kaantjesbrader

betekenis & definitie

iemand die zich over kleinigheden druk maakt

In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt het in de vormen kanebrajer en kaantjesbrader. Ook aangetroffen als kanenbraaier en kaonebraojer. Kaan is het overblijfsel van uitgebraden vet of spek of een stukje hardgebakken spek of vlees; vroeger werd dit als broodbeleg gegeten.

• ‘Om de ouwe dood nie! Veur soo’n kaantjesbraaier, soo’n traanpit? Wat ’n kapsones!’ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 6
• ‘Maor die ouwe die had wat in zain jatte, dat kan ik je verzekere. As ze kapsones maokte, dan riep ie: “Kom maor uit de rai [rij], kaonebraojer, dan sal ik je effe bailichte.”’ ¶ K. Groen, Dode getuigen (1952), p. 122

< >