Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 19-02-2018

Datisme

betekenis & definitie

onnodige opeenstapeling van synoniemen

Datisme is een obscuur woord en dat is jammer. Het is namelijk bruikbaar, nuttig, batig, doelmatig, utilitair, handig, dienstbaar, toepasselijk en praktisch. Bovendien heeft het een merkwaardige geschiedenis, achtergrond, historie, afkomst, oorsprong en herkomst.

Datisme staat voor de onnodige opeenstapeling van synoniemen. In de vorige eeuw was het nog te vinden in Duitse, Franse, Engelse en Nederlandse woordenboeken, maar op een enkele uitzondering na is het nu uit al deze werken verdwenen.

Datisme dankt zijn bestaan aan de Atheense blijspeldichter Aristophanes. In 421 v.Chr. liet deze in De Vrede een zekere Trygaeus zeggen: 'Welnu, dit is het! Hier komt het ouwe deuntje van Datis dat hij zong als hij zich aftrok tijdens het middaguur: 'Ik ben verrukt, ik ben verheugen, ik ben in de wolken.''

Generaties vertalers hebben deze zin van noten voorzien. De vertalingen zelf lopen aanzienlijk uiteen en dan natuurlijk vooral als het gaat om Datis' bezigheid tijdens het middaguur. 'Wanking off', 'fucking himself' en 'singing in ecstasy' zijn drie varianten in Engelse vertalingen. Een van deze vertalers verduidelijkt: 'Masturbation seems to have been proverbially associated with midday heat'.

Belangrijker is echter de vraag: welke Datis had Aristophanes op het oog? Er zijn een paar oudheidkundigen die menen dat het gaat om de Griekse dichter Carcinus, bijgenaamd Datis, maar de grote meerderheid houdt het op de Perzische veldheer Datis.

Over deze Datis is bijzonder weinig bekend. Zijn voornaamste wapenfeit was het verliezen, in september 490 v.Chr., van de slag bij Marathon. In opdracht van de Perzische koning vertrok Datis met 600 schepen om Athene mores te leren wegens zijn aandeel in een opstand. Hij slaagde erin het opstandige Eretria te verwoesten, maar Athene maakte korte metten met de Perzen. Datis vertrok volgens Herodotus met ruim 6400 soldaten minder dan waarmee hij in Attica was geland. Wat voor gevolgen dit verlies had voor zijn loopbaan en hoe zijn leven verder verliep - daarover is niets bekend.

De vraag waarom Datis door Aristophanes met de broek op de knieën werd opgevoerd, is volgens een oudheidkundige makkelijk te beantwoorden. 'In alle tijden hebben volken ten tijde van oorlog grapjes gemaakt over de seksuele onbekwaamheid van de vijandige leiders.'

Maar de grap ging verder. Tijdens zijn 'lied' wil Datis laten zien hoe goed hij het Grieks beheerst. Ook de echte Datis zou volgens een bron zijn dreigende brieven aan Athene in het Grieks hebben geschreven. De Perzische veldheer stapelt bij Aristophanes het ene synoniem op het andere, maar maakt daarbij al masturberend een forse taalfout. Hij zingt '...ik ben verheugen' en begaat daarmee een 'typisch Aziatische blunder', zoals het ergens wordt genoemd.

En zo kon het dus gebeuren dat datisme lange tijd meerdere betekenissen had: gebrekkig Grieks spreken, een fout maken in een vreemde taal en het onnodig opeenstapelen van synoniemen.

In die laatste betekenis is het nu alleen nog te vinden in Kramers Vreemde-Woordentolk uit 1987.

Enkele andere stijleigenaardigheden die naar een persoon zijn genoemd: gongorisme, barokke dichterlijke taal, vol latinismen en graecismen, paradoxen, gezochte beeldspraken en woordspelingen, bewust zo gebruikt door de Spaanse dichter Luis de G—ngora y Argote [1561-1627]; marinisme, schrijfwijze vol gekunstelde beeldspraak, vernuftige vergelijkingen en bombastische effecten, in zwang gebracht door de Italiaanse dichter Giovanni Battista Marino [1569-1625]; marivaudage, gezochte stijl, naar de Franse schrijver Pierre Carlet de Chamberlain de Marivaux [1688-1763] die volgens De Beer en Laurillard (1899) 'een hoogst ongenietelijken proza-stijl had, langdradig, vol afwijkingen, omwegen en gezochtheid, met uitgekozen mooie woordjes en platte uitdrukkingen.' De tweede betekenis in het Frans luidt nu: 'verfijnde stijl'; petrarkisme, liefdespo‘zie in de barokke stijl van Francesco Petrarca [1304-1374]; rabelaisiaans, overdadig, uitbundig, naar de Franse schrijver François Rabelais [1494?-1553]; en marotisme, 'enigszins ouderwets geestig', naar de Franse dichter Clément Marot [1496-1544]. De lijst schrijver + iaans is natuurlijk eindeloos. Van Dale vermeldt in ieder geval Catsiaans, gorgiaans, Hooftiaans en Vondeliaans, zonder overigens de verschillende stijlkenmerken nader te omschrijven.