obscuur
(19e eeuw) (stud.) weinig populair; onbekend; niet deelnemend aan de activiteiten van een studentenvereniging. Ook (vnl. te Utrecht en Delft) naargeestig; vreemd. Zie ook: obscuurling*. • Een obscuur man: iem., die zich nooit laat zien; een onbekende die nog geen rol heeft gespeeld in de maatschappij. (Taco De Beer & Dr. E. Laurillard: Woo...