rechterlijke macht
In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt het in de vorm gebeft gajes voor ‘Heren van ’t Gerecht’. Zie verder bij gajes.
• ‘Stommerik! seit ’t gebeft gajes.’ ¶ Is. Querido, Van Nes en Zeedijk (1915), p. 361. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• Duifje de Brander was [...] een juweel in de rechtszaal, bestand tegen de listen van de linkste officier, koud-onverschillig als het befgajes haar afblafte, honend wanneer zij met vervolging wegens meineed werd bedreigd. ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 72. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• ‘De kraker [inbreker] die die man morgen als advocaat heeft kan z’n pik wel natmaken. Zo’n man is toch de volgende dag niet capabel om tegen het gebefte gajes te lullen, zeg nou zelf?’ ¶ M. van Amerongen, De roerige wereld van Pistolen Paul (1968), p. 57. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
