Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

veertigplussers, vijftigplussers

betekenis & definitie

Oudere mensen. Belangrijk is het telwoord dat voor het achtervoegsel ‘plusser’ staat en waarop op subtiele wijze de klemtoon wordt gelegd en niet op het ouder zijn. ‘Museumprogramma voor 50 plussers’, zo meldde een folder van het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen begin 2000. De aankondiging betrof dan ook geen hedendaags vermaak maar werk van oudere kunstenaars (sommigen zelfs al dood).

Jongeren, of liever zij die na 1950 geboren waren hoefden zich niet aan te melden, schreven sommige kranten. Waarom werd er niet gepropageerd bij een zo breed mogelijk publiek? Een museum dat een bepaald publiek afstoot? De teneur die ontstond had iets van omgekeerde discriminatie. Synoniemen voor deze leeftijdsgroep zijn o.a. ouderen* en senioren*.

Volgens De Grauwe is de uitstoting van de 50-plussers vooral kenmerkend voor Vlaanderen, minder in Wallonië.

De Standaard, 11-12-98

Bedrijven zitten met uitgegroeide, en daardoor uitgebluste, veertigplussers en zien zich tot taak gesteld voor een groeiende groep ‘ouderen’ het werk interessant te houden.

Elsevier, 30-01-99