uil - 1°. Als erotisch symbool in versch. uitdr. (vgl. hiervoor o.a.
BAX, Ontcijf. Jeroen Bosch 161 [1948] en nog andere vogelnamen die een rol spelen in de erotiek bv. vink, tureluur en vogel zelf). Zij heeft haar uil laten vliegen, ze heeft zich laten verleiden (DE COCK, Spreekw. o. de Vr. 212 [1911].Hij heeft zijnen uil verkocht, ‘toeg. wanneer een jongeling met een vrouw' of weduwe trouwt, die merkelijk ouder is dan hij, maar die rijk is’, LIEV.-COOPMAN [1953]
2°. (Ook uilebal, -jongen), heterosexueel; vooral in de waarschuwende aanduiding voor de aanwezigheid van niet-homo’s in een homosexuele omgeving: er is een uil om de lamp. Mog. genoemd naar een uilvormige lamp in een homo-café, die door het oplichten van de ogen de tegenwoordigheid van hetero’s aangaf.
