smokkelen - heimelijk vrijen; eig. ‘smakkend, met smaak zich te goed doen, eten’ en ‘sluikhandel bedrijven’. Gewestelijk (Marken, Volendam) nog bekend.
Lief Lijsjen, gaen-jij t’avond mee Wat in mijn botter smokklen?, TEN KATE 7, 204 (Vollendammer Vrijaadje) [1865].