Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

geil (II)

betekenis & definitie

geil (II) - heet, wulps, wellustig. Altijd geil, wulps, klaar voor 't duel, versla 'k vier andren in het spel, VAN ALTENA 85 [1967].

Op die slaapzaal (van een meisjestehuis) maakten we mekaar geil, CREMER 82 [1962].

Hierbij: geil(b)aard, geilbroeder, geilpik geilvlieger geile man. Het Geld, Wat zy van dien Geilbroeder daar voor kreeg, Vlugtende Banqueroutier 104 [1746].

Het zou een pracht wijfje worden ... zonder Lolita of Hengstcomplex dat van ons, mannen, graaiende geilaards maakt, Gangreen 135 [1968]. geilen, geile, erotische handelingen verrichten. Na een paar minuten zaten ze al een beetje te geilen en te zoenen, RvzR. 156 [1972].