Ensie 1947

Redactie H.A. Enno van Gelder, Jakob Pieter Kruijt, Jan van den Brink, Johan Valkhoff (1947)

Gepubliceerd op 03-06-2019

Historiekennis (bronnen der)

betekenis & definitie

Het verleden wordt gekend uit wat daarvan tot ons gekomen is op drieërlei wijze.

1.Verschillende voorwerpen die de mensen in vroeger dagen hebben gebruikt, woningen die zij hebben gebouwd, graven waarin zij hun doden hebben bijgezet, zijn nog geheel of gedeeltelijk over. Zij brengen ons direct met het verleden in contact en kunnen ons dan ook zeer veel omtrent onze voorouders Ieren. Hoe deze overblijfsels daartoe moeten worden gebruikt, leert ons de archaeologie.
2.Een andere soort overblijfsels van vroeger vormt het in het verleden opgetekende, op papier, perkament, steen, hout of klei. Zij geven ons een directe of een meer indirecte toelichting en kunnen ook nog op andere wijze worden verdeeld: het kunnen zijn ambtelijke stukken, door regeringspersonen opgestelde rapporten, rekeningen, adviezen, bevestigingen van rechtshandelingen enz. Deze soort documenten werden reeds vroeg in daartoe bestemde bergplaatsen bewaard (archieven) en vormen een hoofdbron voor onze kennis van de politieke en juridische kant van het leven. Een deel hiervan duidt men aan als ‘oorkonden’ en de wetenschap die zich met de interpretatie hiervan ophoudt is de oorkondenleer of diplomatiek. Er zijn echter ook vele documenten van niet-officiële aard die voor onze kennis een belangrijke bron vormen: brieven, rekeningen van particulieren of firma’s, brochures (pamfletten) over allerlei kwesties die in een bepaalde tijd de gemoederen bezighielden, reisverhalen e.d. Zij behoren gedeeltelijk tot de directe overblijfselen, voorzover ze ons iets vertellen over de handelingen en gedachten van de opstellers, gedeeltelijk tot de indirecte, omdat zij vaak inlichten over gebeurtenissen die de schrijver heeft meegemaakt, of die hij weer heeft gehoord van anderen, of omdat hij ons iets vertelt van de gevoelens en gedachten van zijn tijdgenoten. Dan staan ze op één lijn met de literaire werken van een bepaalde tijd, waaruit wij soms iets horen over de gebeurtenissen van toen of over de godsdienstige, politieke, artistieke en economische denkbeelden, maar die ons altijd een direct gegeven leveren

TABEL I. OVERZICHT DER GESCHIEDBRONNEN NAAR HUN AARD Gebied: Inlichtend omtrent: Soort van kenbron: Aardrijkskundige gegevens Klimaat, geologische en ethnografische toestand. Grenzen: huidige vormen van nederzetting: woningen; oude rivierbeddingen; sporen van wegen; vindplaatsen van voorwerpen, wapenen, woningen en skeletten.

Lichamelijke gesteldheid Lichaamsbouw, fysieke weerstand. Raskenmerken, typische misvormingen, overblijfselen van lijken.

Practisch leven Techniek, economisch-sociaal leven, wijze van begraven, staatsvormen. Huisraad, afval, bouwwerken, graven, kleren, wapens, sieraden, munten, huidige economische organisatievormen, wetten, staatsvormen.

De regelende gemeenschap Zeden, gewoonten, recht, openbare mening, godsdienst, politiek. Huidige feesten en rechtsinstellingen, wetboeken en regelingen, oorkonden, cultusvormen, dogma’s en verhandelingen, afbeeldingen.

Geestelijk leven Wetenschap, kunst. Taal, schrift, kunstvoorwerpen, documenten en afbeeldingen.

TABEL II. OVERZICHT DER GESCHIEDBRONNEN NAAR DE WIJZE VAN OVERLEVERING Gebied: Mondeling overgeleverd: Schriftelijk overgeleverd: In beeltenis overgeleverd:

1. Aardrijkskundig Plaatselijk bekende eigennamen van streken, dorpen enz. Reisbeschrijvingen, geografische verhandelingen, natuurbeschrijvingen in gedichten e.d., plaatsnamen. Kaarten, plattegronden, schilderijen en prenten.
2. Lichamelijke gesteldheid Medische verhandelingen, reisbeschrijvingen, beschrijvingen van krijgsbedrijven, reisgidsen. Portretten, prenten en schilderijen.
3. Practisch leven Sagen, spreekwoorden, liederen en verhalen Rekeningen, inventarissen, koopmansboeken, notariële en andere acten, inscripties, oorkonden, doop- en trouwregisters, kadastrale e.a. belastingregisters, gezantschapsberichten, reisbeschrijvingen, biografieën, familie- en dagboeken, brieven, verhalen van krijgsbedrijven, bevelen e.d., kranten en tijdschriften. Afbeeldingen, munten, familiewapens, zegels, foto’s en films, reclameplaten, markthallen, pakhuizen, woningen, gevelstenen, gebruiksvoorwerpen, wapens, gereedschappen, hetzij gevonden hetzij nog in gebruik.resten van gebouwen.
4. Bestuur, recht en godsdienst Mythen, sagen, sprookjes, spreekwijzen en taaleigenaardigheden, liederen, gebeden in de kerken in gebruik, volksgebruiken. Rechterlijke acten, wetboeken, strafregisters, statistieken, oorkonden en inscripties, bestuursacten, wetten, registers van lasten en betalingen, koopmansboeken, reisbeschrijvingen, kranten en tijdschriften, notulen van vergaderingen, literaire, wetenschappelijke en godsdienstige geschriften, vlugschriften, liturgische werken. Afbeeldingen (schilderijen, prenten, caricaturen enz)., beelden, kerkgebouwen, stadhuizen, enz., munten, amuletten (zie ook onder 3).
5. Wetenschap en kunst Taaleigenaardigheden,

volksliederen. Literaire werken, biografieën, beschrijvingen van andere gebouwen en andere kunstwerken, notariële acten en registers over kunstenaars en geleerden, verslagen van academies, reisbeschrijvingen. Schilderijen, beelden, gebouwen, sieraden, penningen, zegels, foto’s van kunstwerken, wapenschilden, borduurwerken e.d.

Vrij naar: W. Bauer, Einführung in das Studium der Geschichte, 1921 voor de denkwijze van de schrijver zelf. Evenzo kan een schilderij of andere afbeelding een bron zijn voor onze kennis van de tijd waarin de vervaardiger leefde, en voor het innerlijk leven van hemzelf. Een geschiedwerk kan natuurlijk dat laatste ook zijn; als verhaal omtrent iets wat vroeger gebeurd is, is het steeds slechts een indirecte bron.

3. Tenslotte kan ook allerlei tot ons komen door mondelinge overlevering, zonder intermediair van het schrift, als het geldt door onze tijdgenoten beleefde gebeurtenissen, hoogstens van één geslacht vroeger, of — bij uitzondering — door de volksoverlevering, meestal via een schriftelijke optekening, doordat wat eens van mond tot mond ging, later werd vastgelegd. Men begrijpt gemakkelijk, van hoe groot belang het is, te weten of zulk een schriftelijke bron ons vertelt van wat de schrijver zelf waarnam of dat hij slechts neerschreef wat anderen reeds, soms gedurende vele generaties, hadden oververteld, want gedurende dit laatste konden de voorstellingen natuurlijk veel gemakkelijker zich wijzigen dan wat eenmaal schriftelijk werd vastgelegd. Daarom zijn sagen en legenden voor ons een belangrijke bron, niet zozeer voor de feiten daarin verhaald, als voor de denkwijze van hen die ze het laatst vóór de optekening oververtelden.

Hier werd reeds iets gezegd omtrent de bronnencritiek, die naast de heuristiek (het opsporen der bronnen) het belangrijkste is van dit gedeelte der geschiedeniswetenschap. Men onderscheidt daarbij uiterlijke en innerlijke critiek. De eerste waardeert de bron als zodanig, gaat dus na uit welke tijd zij afkomstig is, van welke persoon of organisatie, of het document een oorspronkelijk stuk is ofwel een afschrift, met welk doel het werd geschreven of gecomponeerd enz. De innerlijke critiek vraagt zich vervolgens af, welke de verhouding is van het document tot het feit waarover het inlicht en welke waarde derhalve aan de inlichting kan worden toegekend. Zij vormen samen de belangrijkste vóórarbeid van de historicus, noodzakelijk vóórdat hij zich tot zijn eigenlijke werk kan zetten: de uitbeelding van het verleden op grond van de hem verstrekte gegevens en de daardoor bij hem gewekte voorstellingen. Het is een voorarbeid, die veelal grotendeels door anderen kan worden verricht, doordat in bronnenpublicaties een reeks van bijeenbehorende documenten worden gedrukt en van commentaar voorzien, wat de geschiedschrijver ook het moeizame zoeken in archieven bespaart en het vaak nog moeizamer lezen van het in oude tijden geschrevene.

H. A. ENNO VAN GELDER
H. Pirenne, Bibliographie de l'histoire de Belgique, 3de dr. 1931.

Repertorium van boeken en tijdschriften betreffende geschiedenis van Nederland verschenen in 1940, 1943; idem 1941, 1945.

A. Molinier, Les sources de l’histoire de France des origines aux guerres d'Italië, 6 dln, 1901-1906.
W. Wattenbach, Deutschlands Geschichtsquellen im Mittelalter, 8ste dr. 1938.

Ch. Gross, The sources and literature of English history from the earliest times to about 1485, 2de dr. 1915.

C. Dahlmann und G-Waitz, Quellenkunde der deutschen Geschichte, 2 din, 1931-1932.
J. en A. Romein, De lage landen bij de zee, 2de dr. 1940.

International bibliography of historical sciences, uitg. van het International Committee of Historical Sciences, sedert 1926.

Read, Bibliography of British history, 1933.

H. Hauser, Les sources de l’histoire de France au XVle siècle, 4 din, 1906-1916.

(Zie ook bij ‘De geschiedenis als wetenschap’.)