Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Bloedziekten bij kinderen

betekenis & definitie

Bijzonder vaak komen bloedziekten bij kinderen voor, al zijn niet alle ‘bleekneuzen’ lijdende aan bloedarmoede. De meesten van hen hebben een huid die de bloedkleur niet laat doorschemeren, zodat men van schijnanaemie moet spreken.

Men onderscheidt afwijkingen van het rode bloedbeeld, waarbij er een te weinig kan zijn (anaemie) of ook soms een teveel (polycythaemie); afwijkingen in het witte bloedbeeld, waarbij het steeds om een teveel gaat:Anaemie leucaemie; bloedvlekkenziekte of purpura; en bloedersziekte of haemofilie.

De anaemie is de meest frequente bloedziekte bij kinderen. Lichte vormen bij zuigelingen staan vaak in verband met eenzijdige voeding, b.v. met louter pap en melk. Dikwijls is hierbij alleen het bloedkleurstofgehalte (haemoglobinegehalte) verlaagd, terwijl het aantal rode bloedlichaampjes normaal is. Andere keren is ook het aantal der laatste te laag geworden.

In andere gevallen is er een veel ernstiger afwijking. Behalve een sterke anaemie bestaat er ook een prikkelingstoestand van de bloedbereidende organen, wat te zien is aan het verdere bloedbeeld, waarin talloze voorstadia van de gewone rijpe cellen voorkomen, en ook aan een sterke opzetting van de milt. In vroegere jaren sprak men, omdat het beeld even aan leucaemie deed denken, van een anaemia pseudoleucaemica infantum (von Jaksch-Luzet). Merkwaardig is, dat deze vorm van bloedarmoede aan het verdwijnen is, wat waarschijnlijk aan de betere hygiëne, het betere dieet en geregeld vitaminegebruik toe te schrijven is . In weer andere gevallen komt het kind anaemisch ter wereld (aangeboren anaemie), en vindt men ook hier tekenen van een sterke bloedregeneratie. Deze ziekte houdt verband met de icterus gravis en de hydrops congenitalis foetu, waarover bij de leverziekten werd gesproken.

Bij de haemolytische anaemie of haemolytische icterus (haemolyse = loslaten van haemoglobine uit de rode bloedlichaampjes) bestaat er een abnormale broosheid der rode bloedlichaampjes, die veel te snel te gronde gaan. Het gevolg is miltvergroting en anaemie. Deze kinderen zijn geelachtig bleek. In al deze gevallen bestaat de behandeling voor de lichte gevallen in toediening van ijzer, liefst in de vorm van ferropraeparaten, verder in ijzerrijk voedsel als groene groente, rood vlees, eidooier enz., en in de zwaardere gevallen in bloedinjecties en bloedtransfusies. In andere gevallen helpen leverpraeparaten. Bij de haemolytische anaemie moet bovendien de milt operatief verwijderd worden.

Tegenover de anaemie staat de polycythaemie. Hierbij zijn er te veel rode bloedlichaampjes, en is het haemoglobinegehalte veel te hoog. Deze ziekte komt bij kinderen uiterst zelden voor. De schrijver zag het eerste geval in Nederland waarbij het patiëntje niet minder dan 11,4 millioen rode bloedlichaampjes per mm3 had (normaal ca 5 millioen) per mm3 Bij leucaemie is het witte bloed (naar Halbertsma) ziek. Men vindt afwijkende vormen van de witte bloedcellen, ook is het aantal gewoonlijk sterk verhoogd; milt en lever en allerlei klieren zijn sterk opgezet. Daarbij komt een progressieve anaemie, die tenslotte het leven van het kind gaat bedreigen.

Evenals bij volwassenen onderscheidt men een mye loiede en een lymfatische leucaemie, die bij kinderen hetzelfde droevige beeld vertonen. Ook bij het kind is de therapie machteloos, al kan soms door herhaalde bloedtransfusies het leven met een aantal weken of maanden worden gerekt.

Afzonderlijk dient nog genoemd te worden het maligne granuloom of de ziekte van Hodgkin, die gewoonlijk begint met de eenzijdige vergroting van een groep klieren aan de hals en die even troosteloos verloopt; de agranulocytose, de ziekte die na langdurig gebruik van geneesmiddelen als pyramidon, salvarsan, sulfonamide of goud kan optreden en die meestal met koorts en agina begint. Hier helpen soms inspuitingen van pentnucleotide en herhaalde bloedtransfusies en nog het best penicilline.

Vervolgens noemen wij de purpura of bloedvlekkenziekte; het lichaam van het kind is bezaaid met kleinere of grotere bloeduitstortingen en er Purpura komt soms bloed uit neus, mond, darm en nieren te voorschijn. Ook gewrichtsverschijnselen, die op rheuma gelijken, treden er nogal eens bij op (peliosis rheumatica). Naast een zeer onschuldige kleinvlekkige infectieuze purpura komen ook ernstige vormen met enorme bloeduitstortingen, braken en hoge koorts voor, die zelfs in korte tijd tot de dood kunnen voeren (purpura fulminans).

Afzonderlijk staat de ziekte van Werlhof: het kind is nagenoeg niet ziek en heeft o.a. nooit koorts, doch de bloeduitstortingen zijn niettemin meestal vrij groot. Als bijzonderheid is hier het aantal bloedplaatjes (normaal 250 000—300 000) sterk gedaald; de bloedingstijd is hierdoor verlengd. Normaal bloedt een prikje in de vinger of in een oorlelletje slechts 2—3 minuten, hier veel langer. Het verloop der ziekte is meestal gunstig al komt de aanval nogal eens terug.

Tot slot moge hier de zo gevreesde bloedersziekte vermeld worden, die erfelijk in bepaalde families voorkomt.

Het merkwaardige is, dat alleen de jongens er door aangetast worden, doch dat de schijnbaar gezonde meisjes de ziekte naderhand naar een volgende generatie overbrengen. Daarom wandelt de ziekte van familie naar familie. Ook hier ontstaan bloedingen in en onder de huid, doch verder vooral in de gewrichten. Grotere bloeduitstortingen treden nogal eens bij stoten op in de buurt van uitstekende beenstukken, zoals de heupkammen, de knieën en ellebogen. Ook bij tandheelkundige ingrepen ontstaan dikwijls onstelpbare bloedingen. Het verloop is chronisch.

Het bloed heeft een sterk verlengde stollingstijd . Het enige wat helpt is een bloedtransfusie. Dit is hier een machtig middel, dat echter herhaaldelijk moet worden toegepast. Drukke en bewegelijke kinderen hebben soms meermalen per jaar een bloedtransfusie nodig, als ze zich door vallen of verwonden telkens weer enorme bloedverliezen op de hals halen.