Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Algemene en bijzondere fysiologie

betekenis & definitie

Inleiding: het eencellig organisme Aan een eencellig organisme dat vrij in het water leeft, kunnen wij allerlei bewegingsverschijnselen waarnemen. Het verandert van vorm, verplaatst zich, vormt vacuolen enz.

Deze cel verricht dus voortdurend arbeid, ook zulke die wij niet zo gemakkelijk kunnen waarnemen. Leven is arbeid en arbeid is leven ! Om arbeid te kunnen verrichten moet onze cel over arbeidsvermogen beschikken.

Dit arbeidsvermogen ligt in de cel klaar in de vorm van chemische energie, die besloten is in stoffen als eiwitten, koolhydraten en vetten, waaruit het cellichaam is opgebouwd. Met behulp van zuurstof, die deze cel uit het omringende water opneemt, kan zij deze energierijke samengestelde chemische verbindingen splitsen in eenvoudiger, energiearmere stoffen, waarbij energie vrij komt.

Deze vrijgekomen energie gebruikt de cel om inwendige of uitwendige arbeid te verrichten: om in leven te blijven.Het ingewikkelde proces der energie-vrijmaking in de cel met behulp van zuurstof heet cel-oxydatie of verbranding. Zij is niet op één lijn te stellen met de vurige verbranding, daar .zij plaats vindt bij lage temperatuur en door tussenkomst van velerlei fermenten. Er ontstaat bij de verbranding in de cel ook warmte, maar dat is een onontkoombaar nevenverschijnsel; het is in de cel om die warmte niet in de eerste plaats begonnen.

Bij de cel-oxydatie verliest de cel aan substantie; zij breekt zichzelf af (dissimilatie). De cel zou spoedig te gronde gaan als het verlies niet werd hersteld. Dit geschiedt doordat de cel uit het omringende water stoffen opneemt, die zij aan zichzelf gelijk maakt en die de plaats der verloren celbestanddelen innemen (assimilatie). Dissimilatie en assimilatie spelen zich gedurende het gehele leven ononderbroken in de cel af, met als allereerste doel, energie ter beschikking van de cel te stellen. Overweegt de assimilatie boven de dissimilatie, dan neemt de cel in grootte toe: zij groeit. Deze groei kan bij de cel tot deling (vermenigvuldiging) leiden.

De energiearme stoffen die bij de cel-oxydatie ontstaan (koolzuur, water e.a.) zijn i.h.a. voor de cel niet meer van nut, in grote concentratie zelfs schadelijk. Zij worden uit de cel verwijderd naar het omringende water.

Om te blijven leven en om uitwendige arbeid te kunnen verrichten, verbrandt de cel dus haar eigen bestanddelen (cel-oxydatie). Hierbij (en ook bij andere processen ontstaan uit de aanwezige stoffen van de cel andere stoffen (stofwisseling). De zo vrijkomende energie wordt in mechanische of andere vormen van arbeid getransformeerd (energiewisseling). Bij deze processen komt warmte vrij, die op den duur voor de cel nadelig zou kunnen worden, maar gemakkelijk naar het omgevende water afvloeit (warmtehuishouding). Voor de oxydatie wordt uit het water zuurstof opgenomen; de verbrandingsslak koolzuur wordt aan het water afgegeven (ademhaling). Ook het overtollige water en andere stofwisselingsslakken worden naar het omringende water afgegeven (uitscheiding).

Voor het herstel van het cellichaam worden stoffen uit het water opgenomen (voeding); deze moeten als regel enige bewerkingen ondergaan eer zij door de cel kunnen worden gebruikt (vertering). Al deze verrichtingen vormen één systeem, dat dient om de cel van de nodige energie te voorzien. Mede dank zij dit kan de cel tevens groter worden (groei) en zich vermenigvuldigen (voortplanting); zij kan zich bewegen (bewegingssysteem); zij reageert op prikkels (prikkelbaarheid), terwijl de reactie niet tot de prikkelplaats beperkt behoeft te blijven, doch zich ook op andere delen van het cellichaam kan uiten, waarheen dus de prikkel geleid moet zijn (prikkelgeleiding).

Het eencellige organisme is dus tot een grote verscheidenheid van levensverrichtingen in staat en treedt daarbij alleen met het omringende water in direct contact; het neemt hieruit op wat het nodig heeft en staat er aan af wat het kwijt wil zijn .