Inleiding: Niet zo lang geleden nog zou in een samenvattende bespreking van de biologie met al haar onderdelen hier een bespreking van de ‘algemene biologie’ ingevoegd zijn.
In een lange periode, die thans achter ons ligt, heeft men gemeend, dat een bepaalde eigenschap van het leven het wezenlijke van het leven aangaf. Zo b.v. het feit, dat het leven een historisch gebeuren is, in andere tijden het feit, dat elk organisme uit cellen is opgebouwd, weer in andere tijden, dat de eigenschappen der ouders op de nakomelingschap volgens bepaalde wetten en op grond van bepaalde gebeurtenissen in de celkern worden overgebracht. Op die grond heeft men wel dat onderdeel van de biologie als algemene biologie afgescheiden. Op het ogenblik verkeert de biologie in de fase, dat men minder algemeen één bepaald karakter van het leven als het wezenlijke beschouwt. Daarom volgt hier dan ook geen hoofdstuk algemene biologie. Dan is het echter nodig, een hoofdstuk in te voegen waarin de strekking van de beide hoofdrichtingen van het menselijke denken, de logica en de wiskunde, zoals deze binnen de biologie i.h.a. gebruikt worden, aan de orde komt.
