Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

snatch

betekenis & definitie

I. (weg)snappen, (weg)rukken, afrukken, (aan)grijpen; snatch away, wegrukken; snatch from, ontrukken; snatch off, afrukken; snatch up, grijpen;

II. snatch at, grijpen naar; aangrijpen;

III. ruk, greep; korte periode; stukje eten; snatch of sleep, kort slaapje; snatches of song, brokken melodie; by snatches, bij tussenpozen; make a snatch at, grijpen naar, een greep doen naar.

< >