Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

manner

betekenis & definitie

1. manier, wijze; (levens)gewoonte; > aanstellerij;

2. soort, slag; manners, (goede) manieren; where are your manners?, wat zijn dat voor manieren?; manners and customs, zeden en gewoonten; manner and matter, vorm en inhoud [v. boek]; all manner of, allerlei; it is no manner to, het is niet netjes...; have manners, zijn manieren kennen; he might have had the manners to..., hij had de beleefdheid kunnen hebben om...; after the manner of..., in de trant (stijl) van; after this manner, op deze wijze; by no manner of means, op generlei wijze, volstrekt niet; in a manner, in zekere zin; in a manner of speaking, om zo te zeggen; in this manner, op deze manier (wijze); in like manner, op dezelfde wijze, eveneens; to the manner born, van kindsbeen daaraan gewend.

< >