Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Chip

betekenis & definitie

I spaan(der), splinter, snipper, schilfer; fiche; chipss, patates frites; he is a chip of the old block, hij heeft een aardje naar zijn vaartje;

II afbikken; snipperen; afsnijden, afslaan; voor het lapje houden;

III afsplinteren, schilferen; chip in, invallen, ook wat zeggen.

< >