Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Pieter Philippus JANSEN

betekenis & definitie

(Dordrecht 11 aug. 1902). Hoofd Deltadienst Rijkswaterstaat (1956-1962).

Volgde een opleiding tot waterbouwkundig ingenieur en begon zijn loopbaan bij de Zuiderzeewerken (19271931). Stapte hierna over naar Rijkswaterstaat (1931-1944) waar hij zich bij de ‘natte’ waterstaat zowel bezig hield met de rivieren (Maasverbetering, IJsselkanalisatie) als de zee (arrondissement Hoorn, dijkbouw Noord-Brabant). Na de bevrijding van Zuid-Nederland, werd Jansen in oktober 1944 belast met de Dienst Droogmaking Walcheren.Aanvaardde in 1946 de functie van gewoon hoogleraar in de afdeling der Weg- en Waterbouwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft (1946-1956), maar bleef adviseur van Rijkswaterstaat. Bij zijn benoeming tot hoofd van de Deltadienst (sept. 1956) werd zijn onderwijsfunctie omgezet in een buitengewoon hoogleraarschap.

Bij de Deltadienst kreeg Jansen de volle ruimte zich te ontplooien. Bijzondere aandacht schonk hij aan de uitgave van de ‘Driemaandelijkse Berichten’; enerzijds omdat hij hiermee in het openbaar verantwoording af wilde leggen over het gevoerde beleid, anderzijds omdat hierdoor de belangstelling van de Nederlandse bevolking voor de deltawerken levend werd gehouden. Qua karakter was Jansen een man van weinig woorden. Hij kon echter met milde humor zaken afbreken of opbouwen, al naar gelang hij dat in het belang van de dienst nodig achtte.

LITERATUUR

Driemaandelijkse Berichten Deltawerken, november 1962. Maris, Professor Jansen, A 677.

< >