Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

Johannes Godefridus FREDERIKS

betekenis & definitie

(Oostkapelle 24 april 1828-Amsterdam 5 mei 1896). Geschied- en letterkundige.

Was onderwijzer o.a. te Middelburg en Colijnsplaat, van 1872-1880 leraar Nederlands en geschiedenis aan de H.B.S. te Zutphen en van 1880-1886 aan het gymnasium te Amsterdam. Hij publiceerde een aantal boeken, o.a. Domburg (1848; anoniem) en (samen met F. Jos. van den Branden) de 2e druk van het Biografisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde (18811891). Een aantal van zij n vele artikelen over taal- en letterkundige en historische onderwerpen hebben op Zeeland betrekking, o.a. Aanteekeningen uit de stadsrekeningen van Middelburg 1520-1763 (Archief v.

Nederl. kunstgesch., 2, 1879-1880); Onze voorouders (De Nederl. Spectator, 1853); Johan Lipperhey (De Tijdspiegel, 1885); Petrus Hondius (Tijdschr. v. Nederl. taal- en letterk., 6, 1886); Het graafschap Zeeland door Jacob van Grijpskerke (De Nederl. Leeuw, 12, 1894); De Zeeusche Nachtegael (OudHolland, 14, 1896). In de Middelburgsche courant schreeft hij o.a. over Een Zeeuwsch tafelhoek (Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen) (24 jan. 1890). Al zijn werk kenmerkt zich door zijn heldere betoogtrant en een gedegen kennis van het behandelde onderwerp.LITERATUUR

Nagtglas, Levensberichten. N.N.B. W. Wildeman, In memoriam J.G. Frederiks.

< >