Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

GEITEN

betekenis & definitie

Vóór de landbouwcrisis van 1878 werden in Zeeland 4000 à 5000 geiten gehouden, hoofdzakelijk door landarbeiders, voor wie de geit als leverancier van melk en vlees een grote rol speelde. De verarming van het platteland gedurende de crisisjaren leidde tot uitbreiding van de geitenstapel, maar voeding en verzorging van de geiten lieten veel te wensen over.

De geit werd dan ook wel ‘de koe van de arme’ genoemd. Aan systematische fokkerij werd vóór 1906 niets gedaan; in dat jaar trad echter de zuivelconsulent C. Zwagerman op, door wiens toedoen ter verbetering van het ras produktieve, witte horenloze Saanengeiten uit Zwitserland en Hessen werden ingevoerd.In 1908 werd de eerste geitenfokvereniging opgericht te Waarde en reeds in 1909 sloten de verschillende geitenfokverenigingen zich aaneen en richtten de Provinciale Vereeniging ter Verbetering van het Geitenras op. Gedurende de Eerste Wereldoorlog breidde de geitenhouderij zich sterk uit - in 1918 werden meer dan 15.000 geiten geteld waardoor in de jaren van voedseldistributie de voedselsituatie op het platteland gunstig werd beïnvloed. Na de Eerste Wereldoorlog nam het aantal geiten af, doch de landarbeiders bleven de geit trouw.

Zo hielden in 1938 ruim 3500 geitenhouders, verenigd in 63 geitenfokverenigingen, nog ruim 6000 geiten.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog kreeg de geitenhouderij een nieuwe stimulans: in 1943 werden bij 73 geitenfokverenigingen met 5500 leden bijna 11.000 geiten geteld. Als gevolg van inundaties en evacuatie van belangrijke delen van de Zeeuwse bevolking verminderde gedurende de laatste oorlogsjaren de geitenstapel; na de oorlog nam deze nog verder af.

Dank zij een belangrijke verbetering van de positie van de landarbeiders en mede door de vermindering van het aantal landarbeiders ging de belangstelling voor het houden van melkgeiten voortdurend achteruit. In 1978 telde de Provinciale Vereniging ter verbetering van het geitenras in Zeeland nog slechts 50 leden, die gezamenlijk ca. 150 stamboekgeiten hielden.

De huidige geitenfokkerij heeft geen sociale en economische betekenis meer maar draagt in toenemende mate het karakter van een creatieve vrijetijdsbesteding. De witte ongehoornde melkgeit maakt steeds meer plaats voor dikwijls gehoornde geiten van gekleurd ras en voor sobere, gemakkelijk te onderhouden huisvrienden: de dwerggeiten. Het aantal houders van deze geiten, waarbij melk- en vleesproduktie niet meer van belang zijn, neemt sedert ca. 1970 snel toe. Voor zover nog melkgeiten worden gehouden, zijn deze van goede kwaliteit; de melkproductie ligt tussen 700 en 1000 kg per geit per jaar, soms nog hoger. Een paar modern opgezette bedrijven in Zeeland leggen zich met een flink aantal machinaal gemolken dieren toe op produktie van geitekaas. Deze delicatesse vindt goede aftrek.

< >