Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

DAKBEDEKKING

betekenis & definitie

(zie ook → bouwmaterialen). Woonhuizen en eenvoudige gebouwen werden nog in de 15e eeuw in de steden gedekt met riet.

In verband met brandgevaar begonnen toen echter de stadsbesturen premies te betalen aan hen die hun dak voorzagen van steenachtig materiaal (Middelburg sedert 1449). Aanvankelijk bestond dit uit gebakken daktegels. Het slot Moermond te Renesse en de weergang naast de Zuidhavenpoort in Zierikzee herkregen deze bedekking na een restauratie. Omstreeks 1450 werden voor het eerst in de omgeving van Stekene in Oost-Vlaanderen gegolfde dakpannen gebakken, die later Hollandse dakpannen werden genoemd. Voor belangrijke huizen werden soms leien gebruikt, meest uit het Franse Maasbekken, vooral in Middelburg en Zierikzee. Bij wijziging van trapgevel in lijstgevel (18e eeuw) werd soms alleen het voorste schildje met leien gedekt.

Ook wel kreeg dit schild grijze dakpannen terwijl men voor het resterende deel van het dak de goedkopere rode dakpannen bleef gebruiken. In Zeeland werden de pannen op de nok, de nokvorsten, niet dakpansgewijs over elkaar gelegd maar tegen elkaar. Daken van boerenschuren en plattelandswoningen zijn vaak met riet gedekt'. Vroeger werden ook roggeen tarwestro gebruikt. De nokken werden afgedekt met zadelvormige stukken natuursteen (kerk te Nisse). Torenbekroningen zij n meest gedekt met lood, torenspitsen met leien. De toren van Kapelle heeft een bakstenen spits.LITERATUUR

H. Janse, Bouwers en bouwen, 59-61.