in de 17de eeuw werd het geleidelijk aan toegestaan om voor de katholieke eredienst in de generaliteitslanden onopvallende kerkgebouwen, kerkschuren, op te richten om er voor godsdienstige oefeningen bijeen te komen. Om in schuil- en in het begin ook in schuurkerken de dienst bij te wonen moest wel betaling van recognities plaatsvinden aan schout of diens plaatsvervanger.
De schuurkerk mocht uiterlijk niet als bedehuis herkenbaar zijn.