(Amsterdam 1927); woont vanaf 12e jaar in Noord-Brabant; na gymn. ingetreden bij de Assumptionisten te Boxtel; in 1954 naar Rome voor muziekvakstudie aan het Pontificio Instituto de Musica Sacra; stud. gregoriaans, muziekwetenschap, compositie en orgel; slaagde in 1959 en 1960 met lof in de vakken compositie en orgel; promoveerde in 1962 in de muziekwetenschap op proefschrift over de Prokeimena in de Byzantijnse muziek; ontving de Pascal Schmeitsprijs. aanmoedigingsprijs voor jonge componisten; orgelsuite van hem werd in Den Haag bekroond. Werk spitst zich toe op werken voor koor, orgel en kleine ensembles of solowerken; na huwelijk vestigde hij zich in Eindhoven, later Heeze; docent muziek op middelbare scholen; schreef tien missen; behaalde in 1975 diploma van beiaardschool te Amersfoort; beiaardwerken van hem werden bekroond door de Mechelse Beiaardschool.
Vanaf 1975 docent Utrechts Conservatorium voor algemene theoretische vakken en voor cursus Gregoriaans. Werken: o.m. Missa Toni Deuteri; Missa Fabrorum Laus, Missa Litanica, Thabor-mis; Reginaalmis; 7-tal orgelwerken; grotere werken voor koor en orgel, psalm 148, 44, 116; Veni Creator Spiritus (in opdr. Fonds voor Scheppende Toonkunst); Ave Verum (met strijkorkest) en diverse andere werken voor hobo en orgel, instrumentaal ensemble, fanfare en beiaard, alsmede liederen.
