Families: Ochotonidae Fluithazen (Ochotona), Leporidae Hazen (Lepus, Nesolagus, Oryctolagus, Sylvilagus)
Fluithazen hebben korte, brede oren. Ze komen zowel in het bergland voor (in de Himalaja tot op 6000 m), als in de wouden en steppen van Azië en Noord-Amerika. Slechts de dwergpika leeft ook heden nog in Oost-Europa. Vroeger strekte zijn verspreidingsgebied zich uit tot in Engeland. Toentertijd leefden overigens ook nog andere soorten in Europa.
De eigenlijke hazen hebben veel langere achterpoten en voeten, en ook langere oren. Reusachtig zijn zeker de oren van de ezelhaas. In de Oude Wereld is de gewone haas zeer wijd verbreid met een aantal ondersoorten. In Zweden werd hij uitgezet en trekt langzaam maar zeker op in het gebied van de daar inheemse sneeuwhaas. Beide soorten kunnen onderling weliswaar levende bastaarden voortbrengen, maar deze zijn onvruchtbaar. In jaren met gunstige weersomstandigheden kunnen hazen jaarlijks 3 of 4 worpen hebben met 1 tot 6 jongen, die met open ogen en oren, volledig behaard en klaar om te lopen worden geboren; het zijn zgn. nestvlieders.
Het wijfje wordt reeds meerdere dagen voor de geboorte van de jongen weer bronstig en kan al weer vruchtbaar gedekt zijn, als ze de reeds volgroeide jongen nog bij zich draagt. De kortoorhaas is een tamelijk primitieve soort. Hij heeft korte oren en naar verhouding korte achterpoten. Bovendien is bij hem een donkere streep op de rug aanwezig, die bij andere soorten alleen in het embryonale stadium voorkomt.
Achterpoten en oren van de verschillende konijnen-soorten zijn belangrijk korter dan bij de hazen, echter groter dan van de fluithazen. Het zijn echter geen lange-afstandlopers zoals de hazen, maar sprinters, die in de vlucht hun heil zoeken in een zigzagren. Bij het geslacht Sylvilagus en het rode konijn komen de jongen als bij de hazen ziend en behaard ter wereld. Het wilde konijn heeft een zeer lange voortplantingstijd, die van maart tot in de herfst duurt, en is in staat jaarlijks 5 tot 6 maal te werpen met 4 tot 15 jongen met tussenpozen van slechts ruim een maand. Dat is dus belangrijk meer dan bij de haas. Daarom zijn de jonge konijntjes ook veel minder ontwikkeld dan haasjes, bij de geboorte zijn ze nog naakt, blind, tandeloos en niet tot lopen in staat of zelfs maar in staat van ligplaats te veranderen.
Het zijn typische nestblijvers of legerjongen. Ze worden in veilige onderaardse holen geboren, waar de gevaren dus veel minder groot zijn dan in het onder de vrije hemel liggende hazeleger. Hoewel steeds nog het voorkomen van bastaarden tussen hazen en konijnen wordt beweerd, is het nooit gelukt deze ter observatie te krijgen. Er zijn zoveel lichamelijke en biologische verschillen, dat een succesvolle paring tussen konijnen en hazen onwaarschijnlijk lijkt. Niet alleen voor het konijn, maar ook voor een aantal andere knaagdieren kon worden aangetoond, dat de dieren een deel van hun keutels, die in de blindedarm worden gevormd en alleen op bepaalde tijden van de dag worden uitgeworpen, ongekauwd weer wordt ingeslikt. Deze keutels zijn zeer rijk aan vitaminen en voor de dieren een levensbehoefte.
Bij toereikend groenvoer kunnen ze ze blijkbaar ontberen. Als ze in de winter verhinderd worden deze speciale blindedarmkeutels op te nemen, gaan ze onder krampen dood. Van oorsprong leefde het wilde konijn slechts in het westelijke mediterrane gebied. Thans is het over vrijwel de gehele wereld verbreid. Waar het echter ook buiten Euro-pa vaste voet kreeg werd het tot een plaag voor de boeren. Dat men niet straffeloos kan ingrijpen in de natuur, als men alle gevolgen niet voldoende kent bewees het volgende.
Een Franse arts die veel overlast van konijnen in zijn tuin had, wilde hier een einde aan maken door de dieren te besmetten met myxamatose. Maar inplaats dat de konijnen ter plaatse stierven, stierven ze pas na een langdurig lijden, en niet nadat ze andere konijnen besmet hadden. In korte tijd verbreide de ziekte zich over West-Europa, en liep de konijnenstand zo snel terug dat voor uitroeiing gevreesd werd. Gelukkig is het zover niet gekomen. Alle gedomesticeerde rassen stammen van het wilde konijn. De kweek is bedoeld voor vlees, huid (pels), wol of laboratorium doeleinden.
De Rodentia of knaagdieren zijn zonder twijfel de soortenrijkste en waarschijnlijk ook de aan individuen rijkste orde der zoogdieren. Ongeveer een derde van alle zoogdieren behoort tot deze orde van overwegend kleine, weerloze dieren, die vooral ’s nachts en in de schemering actief zijn. Over de gehele wereld verspreid, vinden we onder hen zowel zwevende als goed aan het waterleven aangepaste dieren.