Gepubliceerd op 30-05-2019

Algeneters, Suckers, Zuignapgrondels, Modderkruipers

betekenis & definitie

Families: Gyrinocheilidae Algeneters (Gyrinocheïlus), Castostomidae Suckers (Catostomus), Homalopteridae Zuignapgrondels (Gastromyzon), Cobitidae Modderkruipers (Noemacheilus, Cobitis, Misgusnus, Botia)

De algeneters bewonen sterk stromende wateren en voeden zich vnl. met de op stenen groeiende algensoorten. De mond is tot een zuigschijf vervormd waarmee ze zich in de stroming op stenen vastzuigen, terwijl de rasptanden van de mond de algen losmaken. Bij deze vissen, zoals bij een overeenkomstige bouw ook in andere families het geval is, gaat het ademwater niet via de mondopening, maar in een tweemaal zo snel tempo in en uit via de kieuwopeningen. De mond is hierdoor dus vrij voor het vastzuigen en eten.

De suckers van Noorden Midden-Amerika en Siberië vormen een tamelijk heterogene groep. Ze hebben een onderstandige mond met dikke vlezige lippen die tot een zuigorgaan zijn vergroeid. De tsjoekoetsjan uit Siberië leeft daar in de noordelijkste rivieren. Evenals zijn verwanten voedt hij zich met in hoofdzaak bodemdieren.

Een ideale zuigschijf vinden we bij de zuignapgrondels. De zuignap wordt gevormd door de onderzijden van borst- en buikvinnen in samenwerking met huidplooien van de buik. Een verdere aanpassing aan het extreme milieu is de sterke afplatting van het gehele lichaam. Evenals bij de meeste andere modderkruipers, speelt de darmademhaling een belangrijke rol.

Beter bekend, en in onze streken met drie soorten vertegenwoordigd, zijn de gewone modderkruipers of steenbijters. De kleinste soort is de ca. 10 cm lange kleine-modderkruiper, evenals het ca. 12 cm lange bermpje, voorzien van drie paar baarddraden, in duidelijk onderscheid van de weeraai of grote-modderkruiper, die bij ons tot 30 cm, in Oost-Europa zelfs tot 50 cm lang kan worden en welke echter voorzien is van vijf paar baarddraden. Alle vinnen zijn uitsluitend uit weke vinstralen opgebouwd, daarentegen bezitten vele modderkruipers een benige doorn onder het oog, welke ze uit kunnen zetten. Vijanden bedenken zich wel tweemaal alvorens deze vissen op te slokken.

Vele soorten, darmademhalers, reageren fel op barometrische veranderingen, en speciaal de grote-modderkruiper heeft vooral in vroeger jaren in huis dienst gedaan als weervoorspeller, daarom de naam weeraai. In tropisch Azië komen ook de modderkruipers in bonte verscheidenheid voor, en het geslacht Botia heeft met verscheidene soorten een plaats in talrijke huiskameraquaria veroverd.